WILLEMSDTAD – Het Hof heeft zich recentelijk uitgelaten over de grenzen van goed werkgeverschap bij het noemen van de seksuele oriëntatie van een voormalig werkneemster bij het afgeven van een referentie (ECLI:NL:OGHACMB:2019:11).
Werkneemster was samen met haar levensgezel werkzaam bij de werkgever. Na enkele jaren dienstverband, werd de arbeidsrelatie op initiatief van de werkgever met wederzijds goedvinden beëindigd. De levensgezel van de werkneemster vertrok samen met haar, eveneens op initiatief van de werkgever.
Na de beëindiging van het dienstverband ontving werkgever een jaar later een verzoekschrift inhoudende een verzoek om schadevergoeding wegens schending van goed werkgeverschap. De werkgever zou deze grens hebben overschreden, omdat hij actief informatie zou hebben verschaft aan een potentiële werkgever over de seksuele geaardheid van de -inmiddels voormalige- werkneemster. Om die reden zou de werkneemster voor een bepaalde periode geen baan hebben kunnen vinden. De werkgever diende, naar het standpunt van de werkneemster voor deze schade op te draaien. Achteraf bleek dat het ging om een vooropgezet gesprek, welk gesprek werd gevoerd tussen een bekende van de werkneemster en de werkgever. De bekende zou naar een referentie voor zowel werkneemster als haar partner hebben gevraagd.
Zowel het Gerecht in Eerste Aanleg (ECLI:NL:OGEAA:2018:21) als het Hof achtten bij de beoordeling het volgende van belang.
Het op eigen initiatief verschaffen van informatie over de seksuele geaardheid van een werknemer is in beginsel niet relevant voor een nieuwe werkgever, mogelijke uitzonderingen daargelaten. Indien dergelijke informatie toch actief wordt verschaft door de oude werkgever, kan dat onder omstandigheden leiden tot schending van goed werkgeverschap. In deze zaak speelt in het bijzonder dat in de periode van de sollicitaties en daarna op Aruba een scherpe discussie bestond over de wettelijke positie van homoseksuele relaties.
In het onderhavige geval deed zich de bijzonderheid voor dat de bekende van de werkneemster, die zich voordeed als potentiële werkgever, informatie inwon over het bestaan van een relatie tussen de twee sollicitanten (de werkneemster en haar voormalig partner). In dat kader is het verschaffen van informatie over het bestaan van een relatie tussen de twee sollicitanten wel relevant. Dat zou bij een heteroseksueel stel niet anders zijn. Ook was relevant dat de werkgever geen waardeoordeel aan deze informatie had gekoppeld.
Het verzoek van de werkneemster werd dan ook in Eerste Aanleg en in Hoger Beroep afgewezen.
Hoewel onderhavige bevestiging van het Hof een nadere invulling geeft aan het begrip ‘goed werkgeverschap’, zijn de relevante feiten en omstandigheden van geval tot geval bepalend. Ten aanzien van deze materie is het in een specifiek geval dan ook raadzaam om een advocaat te raadplegen. De advocaten van Soliana Bonapart & Aardenburg staan u graag terzijde bij dergelijke vraagstukken.